Gouden lokken en verstrengelde lichamen: Haar als motief van ontmannelijking in Lancelot en Aucassin et Nicolette
In 2023 schreef Jeroen van der Heide onder begeleiding van Alisa van de Haar zijn MA-scriptie over de descriptio puellae in de Middeleeuws-Franse literatuur. In deze blog onderzoekt hij hoe blond haar wordt ingezet om de mannelijkheid van Lancelot, sterridder aan Arthurs hof, te ondermijnen.
Et cil qui vialt que le peigne ait
Li done et les chevox an trait
Si soef que nul n’an deront
Ja mes oel d’ome ne verront
Nule chose tant enorer,
Qu’il les comance a aorer,
Et bien .C.M.. foiz les toche
Et a ses ialz et a sa boche
Et a son front et a sa face,
N’est joie nule qu’il n’an face
Molt s’an fet liez, molt s’an fet riche,
An son saing pres del cuer les fiche
Entre sa chemise et sa char.
[En hij die wil dat hij de kam krijgt / Geve hem die en trekke de haren eruit / Nooit zal iemand iets zien / dat zozeer wordt vereerd (…) / en wel honderdduizend keer aanraakt / met zijn ogen en zijn mond / tegen zijn voorhoofd en zijn gezicht / er is geen genot wat hij er niet mee beleeft / hij voelt zich zeer gelukkig, zeer rijk / hij steekt het in zijn boezem, dichtbij zijn hart / tussen zijn hemd en zijn huid] (Origineel uit en eigen vertaling van de Oudfranse editie: Chrétien de Troyes, Le Chevalier de la Charrette ou Le Roman de Lancelot, ed. Charles Méla, Paris, Librairie Générale Française, 1992.)
Met deze woorden beschrijft de bekende Franse romanschrijver Chrétien de Troyes hoe een verliefde Lancelot, ridder aan het hof van koning Arthur, de uit een kam getrokken haren van koningin Guinevere op haast manische wijze adoreert. De manier waarop Lancelots adoratie wordt geschetst, verbeeldt een samensmelting van de twee personages, waarbij vanaf de kruin afgedaald wordt naar de boezem en de torso van de geliefden.
Deze vorm van beschrijven die van boven naar beneden gaat is een bekende troop in de middeleeuwse literatuur die veelvuldig wordt gebruikt voor de beschrijving van het uiterlijk van vrouwelijke personages, en die wordt aangeduid met de term descriptio puellae. Interessant genoeg blijkt dat deze descriptio niet alleen beperkt blijft tot vrouwen, maar zoals in het citaat hierboven ook toegepast kan worden ter portrettering van mannelijke personages of een versmelting van het mannelijke en vrouwelijke in een vorm die heden ten dage genderfluïde, crossdressing of drag genoemd zou kunnen worden.
In dit artikel zal ik kijken naar hoe de descriptio pueri, als mannelijke afgeleide van de vrouwelijke beschrijvingsvorm, gebruikt wordt in de twaalfde-eeuwse roman Lancelot van Chrétien de Troyes en in de daaraan contemporaine chantefable Aucassin et Nicolette. Ik betoog dat in beide teksten de descriptio pueri wordt ingezet om de beweging van de personages tussen het mannelijke en het vrouwelijke te verbeelden en op die manier de statuur van de mannelijke personages af te zwakken. Hiertoe zal ik eerst kort schetsen hoe de descriptio puellae in de middeleeuwse literatuur gebruikt wordt, waarna ik het spel met gender dat in zowel de relatie van Lancelot en Guenevere als in die van Aucassin en Nicolette ingezet wordt zal analyseren.


De descriptio puellae als stijlfiguur in de middeleeuwse literatuur
Hoewel niet direct te herleiden, lijkt de descriptio puellae haar oorsprong te vinden in de Amores en Ars Amatoria van Ovidius en de werken van andere elegische dichters die de beschrijvingsvorm verder populariseerden en codificeerden in hun werken (Colby, 1965). Na de klassieke periode pasten troubadours de troop van de neerwaartse uiterlijke beschrijving toe in hun Occitaanse lyriek, en later inspireerden zij Oudfranse schrijvers zoals Chrétien de Troyes en Marie de France
De descriptio puellae kenmerkt zich door een beschrijving van de vrouw die begint bij de kruin en vandaar afdaalt naar het voorhoofd, de wenkbrauwen, de ogen, de wangen, de neus, de mond en tanden, de kin, en vervolgt met de lichaamsdelen; de nek en hals, de schouders, de armen, de handen, de borst, de taille, de buik, de heupen, de benen en de voeten. In deze beschrijving worden veelal de meest vrouwelijke aspecten het sterkst uitgelicht en het meest uitvoerig beschreven. Interessant genoeg zijn het ook juist deze ‘vrouwelijke’ lichaamsdelen die in het oog springen in de toepassing van de descriptio op mannelijke personages.
Blonde haren als katalysator van de versmelting van personages
De scène met de haarlok van Guenevere is een mooi voorbeeld van hoe een dergelijke descriptio pueri toegepast wordt om een archetypisch mannelijk en ridderlijk personage te ‘ontmannelijken’. Lancelot vindt de kam met de blonde haren van de koningin. De vondst brengt Lancelot duidelijk uit balans, zelfs in zoverre dat hij totaal in vervoering raakt van de aanraking van het haar met zijn ogen, mond en borst. Zo wordt het haar van Guinevere het startpunt voor een descriptio (haar, ogen, mond, borst…) waarin Lancelot en de koningin schijnbaar versmelten. De haast rituele omgang met en onderwerping aan het haar van Guinevere maken dat Lancelot als ogenschijnlijk strijdbare en vooral masculiene ridder inboet aan mannelijkheid. De nadruk die gegeven lijkt te worden aan de vrouwelijke kenmerken in de beschrijving van een mannelijk personage, creëert een komische boodschap waarin de mannelijke en ridderlijke waarden van het Middeleeuwse hof op de hak worden genomen.
Een vergelijkbare beschrijving van de verering van een lok haar kunnen we vinden in Aucassin et Nicolette. Deze chantefable, die al bekend staat om haar spel met gender en de omkering van traditionele genderrollen, bevat een beschrijving van de adoratie van het haar van Nicolette die lijkt op de manier waarop Lancelot de haren van Guinevere vereert:
De ses caviax a caupés,
La dedens les a rüés.
Aucassins les prist, li ber
Si les a molt honerés
Et baisiés et acolés ;
en sen sain les a boutés
Si recomence a plorer
Tout por s’amie.
[Ze had een lok van haar haren afgesneden / en die daarin verstopt / Aucassin, de edele, nam ze aan / en hij eerde ze met grote toewijding / hij kuste ze, hij omhelsde ze, / en stopte ze in zijn boezem, / en begon opnieuw te huilen, / alles om zijn geliefde.] (Origineel uit en eigen vertaling van de Oudfranse editie: Dufournet, Jean, Aucassin et Nicolette, Paris, Flammarion, 1984.)
We zien in dit citaat veelal dezelfde onderdelen als bij Lancelot en de haren van Guinevere. Door middel van de afdalende, performatieve handelingen, zoals het kussen (mond) en omhelzen (schouders en armen) en in de boezem stoppen (borst) van de haren, wordt ook in deze descriptio de feminisering van Aucassin benadrukt en wordt het mannelijke personage verder ontmannelijkt. Deze theatrale vervoering die zich ook van Aucassin meester maakt bij ontvangst van de haren is een tweede voorbeeld van hoe het mannelijke personage bespot wordt door benadrukking van het ‘vrouwelijke’ blonde haar en vervolgens de emotionele aanrakingen die per lichaamsdeel beschreven worden.
Een andere beschrijving van de samensmelting van Aucassin en Nicolette vinden we wat verder in het werk. Hier wordt, interessant genoeg, niet het blonde haar van de vrouwelijke geliefde, maar dat van Aucassin benadrukt, met een verdere versmelting van de geliefden tot gevolg. Hierin is het niet meer duidelijk waar het ene personage ophoudt en het andere begint:
Aucasins li biax, li blons,
Li gentix, li amorous,
Est issus del gaut parfont,
Entre ses bras ses amors
devant lui sor son arçon ;
Les ex li baise et le front
Et le bouce et le menton.
[Aucassin, de schone, de blonde / de sierlijke, de verliefde, / was uit het diepe woud tevoorschijn gekomen, / met zijn geliefde in zijn armen, / voor zich, op zijn zadel. / Haar ogen kust hij, en haar voorhoofd, / haar mond en haar kin.] (Origineel uit en eigen vertaling van de Oudfranse editie: Dufournet, Jean, Aucassin et Nicolette, Paris, Flammarion, 1984.)
Terwijl de elementen van de descriptio hier gehandhaafd worden, worden de onderdelen niet meer helemaal in de ‘juiste,’ afdalende volgorde weergegeven. Daarbij veroorzaakt de snelle opeenvolging van lichaamsdelen van zowel het mannelijke als het vrouwelijke personage een verdere verwarring van de genders. Hierdoor treedt een nog verdere versmelting van Aucassin en Nicolette op, als een soort ultieme verwerkelijking van hun liefde en van het spel met genders dat door het hele werk heen een belangrijk thema blijft.

Ontmannelijking van het mannelijke personage als thema in de middeleeuwse literatuur
In de eerste twee scenes die hierboven beschreven worden, wordt duidelijk weergegeven hoe het mannelijke personage het verkregen haar van zijn minnares aanbidt, koestert, en dichtbij zijn hart bewaart door het in zijn boezem te steken. Het gebruik van de descriptio om deze aanbidding weer te geven benadrukt de vrouwelijke aspecten van de beschrijvingen, die op hun beurt tegengesteld zijn aan de mannelijke en ridderlijke waarden die in de middeleeuwse traditie aan Lancelot en Aucassin toegeschreven zouden worden. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de portrettering van de samensmelting tussen Aucassin en Nicolette, waarin het blonde haar van Aucassin als eerste onderdeel van de descriptio meteen een vrouwelijk schoonheidsideaal belichaamt.
Door de paradoxale versmelting die de descriptio schetst tussen het mannelijke personage en zijn lustobject, wordt het haar van de dame een thema dat Lancelot en Aucassin verzwakt. De verering van de haren door de twee mannen verbeeldt het gebrek aan strijdlustigheid, de weekheid en zelfs passiviteit van de personages. Deze negatieve eigenschappen kunnen als ironisch en als satire geïnterpreteerd worden, iets wat Joan Ferrante (1975), Dennis Howard Green (2009) en Simon Gaunt (1989) in hun analyses beschrijven. De ontmannelijking van Lancelot en Aucassin wordt zo een kritiek op de ridderlijkheid en de hoofse normen en waarden van het tijdperk waarin de werken geschreven werden.
Bronnen:
- Chrétien de Troyes, Le Chevalier de la Charrette ou Le Roman de Lancelot, ed. Charles Méla, Parijs, Librairie Générale Française, 1992.
- Colby, Alice, The Portrait in Twelfth-Century French Literature, Genève, Librairie Droz, 1965.
- Dufournet, Jean, ed., Aucassin et Nicolette, Parijs, Flammarion, 1984.
- Ferrante, Joan, « Courtly Literature », in Woman as Image in Medieval Literature: From the Twelfth Century to Dante, New York, Columbia University Press, 1975, pp. 65-98.
- Gaunt, Simon, Gender and Genre in Medieval French Literature, Cambridge, Cambridge University Press, 1995.
- Green, Dennis Howard, Irony in the Medieval Romance, Cambridge, Cambridge University Press, 2009.
Verder lezen:
- Fries, Maureen, « “Feminae Populi”: Popular Images of Women in Medieval Literature », Journal of Popular Culture, vol. 14, nummer 1, 1980, pp. 79-86.
- Gilbert, Jane, « The Practice of Gender in Aucassin et Nicolette », Forum for modern language studies, vol. 13, nummer 3, 1997, pp. 217-228.
- Szkilnik, Michelle, « The Grammar of the Sexes in Medieval French Romance », in Karen Taylor, red., Gender Transgressions: Crossing the Normative Barrier in Old French Literature, New York, Routledge, 1998, pp. 61-88.