leidenmedievalistsblog

Dracula en de drukpers: Hoe Vlad III een monster werd Thedor Aman, Vlads nachtelijke aanval op de Turken (19e eeuw; Bukarest.).

Dracula en de drukpers: Hoe Vlad III een monster werd

Dracula staat sinds de late negentiende eeuw als vampier bekend, maar heeft al een veel langere voorgeschiedenis. Deze post belicht populaire Duitse Dracula-pamfletten uit de vijftiende en zestiende eeuw en hun invloed op de latere beeldvorming.

In de Europese populaire cultuur bestaan sinds de negentiende eeuw weinig bekendere griezels dan de vampier Dracula uit Transsylvanië. Internationaal bekend werd hij door Bram Stokers gelijknamige roman uit 1897, een boek dat de basis legde voor het populaire vampierfilm-genre. Vrijwel alle bekende vampierfilms uit de twintigste eeuw grepen op Stokers tekst terug: Friedrich Wilhem Murnau’s Nosferatu, de Dracula-filmserie van de Britse Hammer Film Productions of de verfilmingen van Werner Herzog en Francis Ford Coppola.

Op welke bronnen Stoker zich baseerde is nog steeds omstreden, maar er circuleerden in Midden-Europa al eeuwenlang gruwelverhalen over Dracula. Hoofdthema van deze oorspronkelijke verhalen was de bloeddorstigheid van Vlad III Draculea, de woiwode van Walachije (ca. 1431-1476), ook wel Vlad Tepes (Vlad de Spietser) genoemd. Gezien de historische omstandigheden is het opmerkelijk dat juist deze vorst in Europa een toonbeeld van ultieme gruwelijkheid werd. Hoe gewelddadig Vlads bewind ook geweest mag zijn, hij was tijdens zijn leven vooral bekend vanwege zijn strijd tegen de Osmaanse heersers die in Zuidoost-Europa steeds agressiever optraden. Als er iets was waar alle christelijke Europeanen het over eens waren – zelfs na het uiteenvallen van de Westelijke Kerk door de Reformatie – was het de noodzaak om de Osmaanse opmars te stoppen. Als succesvol bestrijder van de Turkse legers had Vlad III op een betere plek in de collectieve herinnering kunnen rekenen, maar vreemd genoeg kreeg hij deze (buiten de Roemeense overlevering) niet. De verklaring hiervoor valt te vinden in de vroege boekdrukcultuur van de Zuid-Duitse steden en de handelscontacten tussen Transsylvanië en het Heilige Roomse Rijk. Via deze informatiekanalen werd een beeld verspreid dat eeuwenlang in stand zou blijven.

Walachije in de Atlas Blaeu (Wikimedia Commons).

Al tijdens het leven van Vlad III, waarschijnlijk al in 1463, ontstond er een gedicht over hem dat veel van de latere stereotypen bevatte. De aan verschillende vorstenhoven actieve Duitse dichter Michael Beheim beschreef daarin uitvoerig hoe Dracula ervan genoot om mensen, zowel volwassenen als kinderen, te laten spiesen, onthoofden of levend te koken. Ook was het volgens Beheim Dracula’s gewoonte om zijn handen voor het eten in vers mensenbloed te wassen. Soortgelijke verhalen doken enkele jaren na Vlads dood in verschillende pamfletten uit Neurenberg op. In Die geschicht Dracole Waide (“Het verhaal van de wowoide Dracula”) worden de verhalen over sadistische martel- en executiemethodes nog verder aangedikt: Dracula laat nu kinderen braden en door hun moeders opeten en als hij hoort dat hij zelf vader wordt snijdt hij de embryo eigenhandig uit de buik van de nog levende moeder. Terwijl deze pamfletten vooral op de meest schokkende gruwelverhalen ingaan noemt een kroniek uit Konstanz in 1472 een precies aantal van Vlads slachtoffers: tijdens zijn hele leven zou hij 92.268 mensen omgebracht hebben.

Waar kwamen deze verhalen vandaan? Het is opmerkelijk dat Bram Stoker van Dracula een Transsylvanische vorst maakt. Dat is historisch onjuist – Vlad was woiwode van Walachije in het huidige Roemenië – en toch speelt Transsylvanië een belangrijke rol in het ontstaan van het Dracula-verhaal. Dit ten noorden van Walachije gelegen gebied werd bevolkt door een grote Duitse minderheid die er sinds de twaalfde eeuw eigen steden had gesticht. Deze zogenaamde Saksische steden moesten zorgvuldig overwegen aan wie zij politiek loyaal waren. Tussen 1418 en ongeveer 1456 streden meerdere partijen om de Walachijse troonsopvolging en een verbond met de verkeerde kandidaat kon nadelige gevolgen hebben. In de jaren 1450 moesten verschillende steden dat zwaar bekopen en met name onder de Duitse kooplieden die hun privileges door Vlads politiek bedreigd zagen was de vorst gehaat en gevreesd. Deze groep had contacten met de Duitse steden waar later de gruwelpamfletten over Dracula verschenen en het was in hun belang om Dracula zo slecht mogelijk voor te stellen. Ook Beheim zei zijn gedicht op getuigenverslagen van gevluchte Duitse priesters gebaseerd te hebben. De horrorverhalen over Dracula zijn dus vooral gebaseerd op het Duits perspectief – hoewel ook de Russische overlevering Vlad als wreed presenteert zijn er aanwijzingen dat dit aspect later uit Duitse en Hongaarse verhalen is overgenomen. Daarnaast nemen de gruweldaden in de Russische Dracula-teksten veel minder ruimte in – in de Duitse pamfletten is het excessief geweld vrijwel het enige thema.

Afbeelding van Dracula uit: Matthias Hupfuff, Hier facht sich an gar ein graussemliche erschrschöckenliche hystorien (Straatsburg 1500).

Afbeelding van Dracula uit: Matthias Hupfuff, Hier facht sich an gar ein graussemliche erschrschöckenliche hystorien (Straatsburg 1500).

Toch waren Duitse Transsylvaniërs niet de enigen die Dracula in een slecht daglicht wilden zetten – vooral de koning van Hongarije die Vlad in een geheime coup afzette had er belang bij om zijn tegenstander achteraf als gevaar voor vrede en veiligheid af te schilderen. De Duitse pamfletten zetten echter een specifieke strategie in om Dracula te framen en presenteren hem als exotisch en ten diepste on-Europees. Alle vroege Duitse pamfletten beginnen met de mededeling dat Dracula zijn oude geloof afzwoer en voortaan beloofde het christendom te beschermen. Wat dit oude geloof was wordt niet genoemd en zo wordt gesuggereerd dat Vlad oorspronkelijk een moslim of heiden was geweest. Nieuwe bekeerlingen waren in de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd al snel verdacht: Erasmus was niet de enige die de nieuwe christenen uit Spanje als “halfgekerstende maranen” aanduidde die men beter kon wantrouwen. Al vanaf het begin wordt Dracula in de Duitse drukken met exotisch aandoende kleding afgebeeld en in de loop van de zestiende eeuw wordt hij steeds “Turkser” en in draagt hij in sommige pamfletten zelfs een Osmaanse tulband. Dat Vlad delen van zijn kindertijd in Neurenberg en waarschijnlijk ook tussen Transsylvanische Duitsers doorbracht en waarschijnlijk meer gemeen had met de lezers van de Duitse Dracula-pamfletten dan met de Osmanen wordt zorgvuldig weggelaten: hij wordt nu zelf een representant van de oosterse “ander”.

Naast het zwartmaken van hun antiheld hebben de Duitse Dracula-pamfletten vaak ook een moraliserende functie. Dracula’s slachtoffers zijn vaak leugenaars of mensen zonder ruggengraat. In een van de verhalen ontmoet hij bijvoorbeeld twee monniken en vraagt hen wat zij over hem gehoord hebben en hoe zij over hem denken. De eerste monnik prijst de woiwode als een christelijke en vrome heerser over wie hij alleen maar goede dingen heeft vernomen, terwijl de tweede hem oprecht tegemoet treedt en de vorst de grootste wreedaard op aarde noemt. Het pamflet vervolgt: “Toen sprak de dracole: ‘Jij hebt de waarheid gezegd en daarom wil ik je laten leven.’ En hij liet hem vrij. Vervolgens liet hij de andere monnik halen om nu hém de waarheid te zeggen.” Het zal niet verbazen dat het voor de slijmende monnik niet goed afloopt.

In de loop van de zestiende en zeventiende eeuw werd Dracula definitief opgenomen in de schurkencanon van de wereldgeschiedenis. De franciscaan Vitus Faber noemt hem in zijn Deutscher Historien-Prediger (1684) als voorbeeld van een tirannieke heerser en vergelijkt Vlads slachtoffers met de eerste martelaren uit de vroege christelijke kerk en – opmerkelijk genoeg – met de Delftse priester Musius die in 1572 door rebellen in Leiden gemarteld en gedood werd. Dracula had inmiddels zo’n status verkregen dat hij samen met Nero en Diocletianus een soort ‘as van het kwaad’ vormde en op zijn beurt weer gebruikt kon worden om de Nederlandse opstandelingen zwart te maken.

Tot dusver ontbreekt echter een element uit het latere Dracula-verhaal: het vampirisme. Het geloof in vampiers bestond al in de vroegmoderne tijd en verhalen hierover speelden zich meestal af in Zuidoost-Europa. Toch werd dit vóór Stoker nog niet aan Dracula gelinkt. Het verband tussen dit toonbeeld van bloeddorstigheid en het geloof in bloedzuigende ondoden leende zich perfect voor een horrorroman, des temeer omdat beide tradities met dezelfde geografische regio geassocieerd werden. De Dracula-overlevering zelf had er echter anders uitgezien zonder het specifieke perspectief van Duitse kooplieden en geestelijken, met hun eigen politieke en economische belangen. Verhalen over Dracula werden ook elders verteld, ook in Roemenië en Rusland gold hij als een hardhandige vorst die korte metten maakte met zijn vijanden, maar de gruwelverhalen die Neurenberg, Augsburg en Straatsburg bereikten en daar de weg naar de druk pers vonden maakten Dracula tot het icoon dat hij later zou worden.

Verder lezen:

  • William Layher, “Horrors of the East: Printing Dracole Wayda in Fifteenth Century Germany,” in: Consuming News: Newspapers and Print Culture in Early Modern Europe (1500–1800), eds. William Layher and Gerhild Scholz Williams, special issue of Daphnis 37, 1–2 (2008), 11–32.
  • Het beste overzicht over de vroege Dracula-drukken is te vinden in: Dieter Harmening, Der Anfang von Dracula: zur Geschichte von Geschichten, Würzburg 1983.

© Johannes Müller and Leiden Medievalists Blog, 2018. Unauthorised use and/or duplication of this material without express and written permission from this site’s author and/or owner is strictly prohibited. Excerpts and links may be used, provided that full and clear credit is given to Johannes Müller and Leiden Medievalists Blog with appropriate and specific direction to the original content.